De dood: een menselijke fantasie

De mens is een combinatie, om het zo maar te noemen, van een materieel lichaam en een niet-materiële identiteit: ziel of geest. Het leven van elk mens begint bij de conceptie: het moment waarop een nieuw lichaam (embryo) ontstaat en de ziel (geest) zich daarmee verbindt. Daarna ontwikkelt de mens zich lichamelijk én geestelijk door de stadia van baby, kind tot volwassen mens. Lichaam en ziel (geest) vormen daarbij een hechte twee-eenheid en staan met elkaar in wisselwerking.
Omdat het lichaam is samengesteld uit materie heeft dit een beperkte levensduur. En bij het overlijden wordt de verbinding met de ziel verbroken doordat het lichaam niet langer functioneert, Maar de ziel, waarin de menselijke persoonlijkheid, het bewustzijn en verstand 'huizen', is géén deel van het lichaam en blijft dus zelfstandig en onaangetast voortbestaan, met een eeuwigdurende verdere ontwikkeling in de geestelijke wereld - de wereld waar de ziel in het begin vandaan kwam.
“Te denken dat na de dood van het lichaam de geest vergaat”, heeft ‘Abdu’l-Bahá gezegd, “is als zich voor te stellen dat een vogel in een kooi het leven verliest als de kooi stuk gaat, hoewel de vogel niets te vrezen heeft van het stukgaan van de kooi. Ons lichaam is als de kooi en de geest is als de vogel...als de kooi stukgaat, blijft de vogel voortleven en bestaan. Zijn gevoelens zullen zelfs sterker zijn, zijn waarnemingsvermogen scherper en zijn geluk zal zijn toegenomen...”.

En zo is leven van mensen 'hier' een voorbereiding op het leven in de volgende wereld die, schrijft Bahá’u’lláh, “evenveel verschilt van deze wereld als deze wereld verschilt van die van het kind dat nog in de moederschoot is”.
Denk aan de omstandigheden van zo'n ongeboren kind: het is zich totaal niet bewust van de aanwezigheid van die andere wereld waarin het straks geboren zal worden, met al die bewegingsruimte, mogelijkheden, schoonheid, geuren en kleuren, enz. De wereld waarin het kind al zijn ontwikkelde eigenschappen volledig kan gaan benutten.
En toch wordt dat kind gedurende zijn gehele leven in de buik van de moeder al door die volgende, die 'buitenwereld' omringt. Net zo is de aardse wereld van nu de plaats waar wij onze persoonlijkheid (ziel) en de geestelijke eigenschappen ontwikkelen die wij nodig hebben op onze oneindige 'ontdekkingsreis' hierna.

Het is daarom een verkeerd en kwalijk idee om 'de dood' te zien als een 'onontkoombaar en grimmig einde aan ons bestaan' of als 'een ongelijke en verloren strijd' zoals vaak in overlijdensberichten wordt vermeld. Want het gaat hier - denk aan het ongeboren kind - in feite om een overgang vanuit deze materiële wereld naar een rijker leven: het leven waarvoor wij al vanaf ons eerste bestaan bestemd zijn. Een onvoorstelbaar grote stap vóóruit dus. Wat een geweldig, bemoedigend vooruitzicht!
Abdu'l-Bahá schrijft: "Het is door zijn onwetendheid dat de mens de dood vreest; maar de dood waar hij voor terugdeinst is een verzinsel en absoluut onwerkelijk; die is slechts menselijke fantasie."
Bahá’u’lláh verwijst naar de dood als een “boodschapper van vreugde”, en zegt: “Gij zijt Mijn rijk en Mijn rijk vergaat niet, waarom vreest gij uw ondergang? Gij zijt Mijn licht en Mijn licht zal nimmer worden gedoofd, waarom vreest gij uw uitdoving? Gij zijt Mijn glorie en Mijn glorie verbleekt niet. Gij zijt Mijn kleed en Mijn kleed zal nimmer verslijten."

" ..... dagen van gelukzalige vreugde en hemelse verrukking staan u voorzeker te wachten. Heilige werelden vol geestelijke heerlijkheid zullen aan uw oog worden onthuld. Gij zijt door Hem bestemd in deze en in de andere wereld hun weldaden deelachtig te worden, hun vreugden te genieten en een deel van hun sterkende genade te verkrijgen. Gij zult dit alles ongetwijfeld bereiken."

Meer teksten over 'de dood' leest u in: Citaten over: leven na dit leven