Door de eeuwen heen hebben mensen nagedacht over wat de relatie is tussen wat zij 'hier' doen - in deze aardse wereld van bestaan - en de consequenties daarvan in de wereld hierna. Bepaalde culturen hebben zich 'de hemel' ingebeeld, een plaats waar zij die het verdienen worden beloond. En als tegenpool daarvan: 'de hel', een angstaanjagende onderwereld waarin de zondaars voor hun daden worden gestraft.
De Bahá’í-leringen stellen dat zo'n plaats als hemel of hel niet bestaat, en dat de ziel van ieder mens een eeuwig voortgaande, geestelijke reis te wachten staat in de richting van volmaaktheid. Verwijzingen naar de ‘hemel’ en ‘hel’ in de Heilige Geschriften van voorgaande religies moeten als symbolisch worden gezien, en betekenen een toestand van nabijheid of veraf zijn van God. ‘Abdu’l-Bahá heeft gezegd dat wanneer mensen “worden verlicht door de stralen van de Zon van Werkelijkheid en geadeld door alle deugden, beschouwen zij dit als de grootste beloning en zij weten dat dit het ware paradijs is." Evenzo beschouwen zij het als een geestelijke straf… om in de wereld der natuur gevangen te zijn, door materiële zaken van God gescheiden te zijn, wreed en oneerlijk te zijn of onwetend, onzedelijk te leven.
In bepaalde religieuze tradities is het begrip ‘hemel’ ook wel gebruikt als verwijzing naar een toekomstige wereld van vrede, harmonie en gerechtigheid: de ‘hemel op aarde’. Inderdaad wordt een dergelijke tijd in veel culturen en beschavingen verwacht. De Bahá’í Geschriften leggen uit dat door/met de komst van Bahá'u'lláh de tijd voor de vervulling van die beloften nu ten langen leste is gekomen. Het centrale thema van Zijn leringen is ook: de éénwording van de mensheid. Bahá’u’lláh heeft geschreven: "De gehele wereld verkeert thans in een staat van zwangerschap. De dag nadert waarop ze haar edelste vruchten zal hebben voortgebracht, wanneer uit haar de hoogste bomen, de betoverendste bloesems en de meest hemelse zegeningen zullen zijn voortgekomen".
Is dat niet echt: 'de hemel op aarde'?